Als extravert en introvert te beschouwen zijn als tegenpolen
dan heeft de laatste veel te lang ontbroken in alle organisatie- en
leiderschapstaal. In alle aandacht voor groei, versnelling en permanente
verandering zijn introverte kwaliteiten stelselmatig genegeerd. Dat gaat zich een
keer wreken en dat hebben we gemerkt ook! Een herwaardering van ‘introvert
leiderschap’ lijkt volledig op zijn plaats. Of het er werkelijk van komt is een
andere vraag maar als zelfs het FD er aandacht voor heeft geeft dat wel enige
hoop..
Het tijdelijk ontbreken van gezonde aandacht voor de
‘tegenpool’ is in organisaties ook waar te nemen via zich herhalende
slingerbewegingen in de strategie. Van centraal naar decentraal, van
produktgericht naar marktgericht, van specialisatie naar verbreding van het aanbod,
van groei door talrijke overnames naar ‘focus op de core’ en dat allemaal na een paar jaar vrolijk weer
vice versa.... Met vaak de bijbehorende verzuchting van de langst zittende
medewerkers ‘daar gaan we weer…’.
Op dit moment vind ik de gelijktijdige bewegingen in de (jeugd-)zorg
en bij de politie fascinerend. De
decentralisatie in de zorg wordt voorzien van een glanzend betoog over ‘dicht
bij de mensen’, ‘ruimte voor lokale verantwoordelijkheid’ en ‘flexibiliteit’. Teksten die naadloos aan zouden kunnen
sluiten bij de ‘oude’ politieorganisatie. Daar echter is de
centralisatie-gedachte voorzien van argumenten als ‘efficiency’, ‘slagkracht’
en ‘hoogwaardige specialisatie’. Teksten waar ze bij de versnipperende
jeugdzorg alleen nog maar met heimwee aan terug kunnen denken… Beide trajecten
kampen met vertragingen, kinderziektes, budgetoverschrijdingen en zorgen voor
de nodige verwarring en frustratie bij medewerkers en burgers. En het zou mij
niet verbazen als we over een aantal jaar een tweetal parlementaire enquetes
verder zijn, waarbij het advies is om op beide terreinen de slinger weer een
zwiep de andere kant op te geven.
Opnieuw in tegengestelde richting…
Maar ook wanneer er wel oog lijkt te zijn voor de ‘tegenoverliggende
mening’ is dat nog geen garantie voor een geslaagde uitkomst. Het mengen van
twee uitersten levert lang niet altijd een fatsoenlijke gekleurd besluit op.
Een slecht gekozen compromis, zoals bijvoorbeeld het inmiddels verguisde ‘Bed-Bad-Brood’
besluit van ons ‘tegenpolige’ PvdA-VVD
kabinet kan juist behoorlijk ‘lelijk’ zijn.
De kunst is om te kiezen, om een echt besluit te nemen en te
onderbouwen, maar met een scherp oog voor de andere kant. Met het meenemen van
essentiële onderdelen uit de tegenpool. En met het vermogen om juist na een
genomen besluit oog te houden voor de andere opties. Vaak lijkt na een besluit
alles erop gericht om ‘alle neuzen dezelfde kant op te krijgen’. Dat is dé
garantie voor het creëren van een gigantische collectieve blinde vlek in de
organisatie. Tegenpolen zijn er niet voor niets, ze vertegenwoordigen meestal
beide een belangrijke waarde en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De
kracht zit niet in het ‘overwinnen’ of ‘uitschakelen’ van de andere kant, maar
in het benutten van de diversiteit. En precies dat vraagt, vaak na de hitte van
het debat waarin het verschil scherp op tafel ligt, wel enige rust,
relativering en reflectie. Als noodzakelijke eigenschappen om tot een
weloverwogen afweging te komen.
Laat dat nou net het kunstje van die introverten zijn….