Laatst hoorde ik op radio 1 een interview met een student
die back-packend in Turkije besloten had zijn laatste geld te besteden aan
dekens. Vervolgens was hij de grens met Syrië overgestoken om ze uit te gaan
delen in Aleppo. Even terug in Nederland probeerde hij zoveel mogelijk geld
in te zamelen, zodat hij snel met nog veel meer dekens terug kon keren naar Syrië.
De toon van de interviewer bevatte vooral verbaasde
bewondering. Of hij niet bang was geweest, hoe hij zijn weg vond in Syrië en in
de stad en hoe hij beoordeelde aan wie hij de dekens uitdeelde? Het verhaal was
van een verbluffende eenvoud. Je zoekt iemand die je naar Aleppo wil rijden,
loopt een huis binnen en ziet aan het interieur wel of er dekens nodig zijn. En
ja, natuurlijk werd er gevochten, maar als je niet direct aan het front zat,
was het vrij makkelijk om je te bewegen door de vele wijken van de stad.
Het gesprek eindigde uiteraard met de gegevens van de
website waarop je geld kon doneren voor deze actie. Ongetwijfeld hebben veel
luisteraars dat gedaan. Waarom niet? Wat kan erop tegen zijn om deze moedige
student te steunen in zijn directe, onbaatzuchtige actie van medemenselijkheid?
Ik vond het een verwarrend gesprek, omdat ik me ook
verplaatste in de positie van de ouders van deze jongen. ‘Nee, die waren er
niet echt blij mee’, zie hij tijdens het interview. Mijn eigen zoon is 16. Wat
als hij over een paar jaar met een vergelijkbaar initiatief komt? Zou ik het
trots doorvertellen en hem van harte ondersteunen? Of zou ik alles uit de kast
halen om hem ervan te weerhouden? Dat laatste zou ongetwijfeld averechts kunnen
uitpakken, maar toch is dat wat ik zou doen.
Het interview bevatte namelijk nog een intrigerende passage.
De student werd gevraagd of hij dan geen hulporganisaties was tegengekomen,
waarbij hij zich had kunnen aansluiten? ‘Nee’, was het antwoord. ‘Die hebben
zich teruggetrokken uit het gebied omdat het te gevaarlijk werd’. En zo kreeg het gesprek ook de lading van de
dappere eenling tegenover de laffe instituties. Het ondernemende initiatief van
de oprechte medemens, tegenover de stroperige georganiseerde collectiviteit van
de hulpverlening. Voordeel van de student was natuurlijk ook de glasheldere
transparantie van zijn actie. Geen millimeter overhead, geen cent aan de
strijkstok. Elke euro gaat naar dekens en alle dekens rechtstreeks naar hen die
het nodig hebben.
Het risico dat de student loopt is enorm en de consequenties
als het misgaat zijn fataal en onomkeerbaar. Maar toch doet hij het. Elke keer
als hij opnieuw met nog meer dekens naar Aleppo kan groeit waarschijnlijk zijn
overtuiging dat het ook deze keer goed zal gaan, wat hem telkens sterker maakt
om de risico’s opnieuw aan te gaan.
Aan de andere kant lijkt dit proces van toenemende
opofferingsbereidheid akelig precies op de
spiraal van toenemende grenzeloze ‘gokzucht’ die de bankiers uit de
fascinerende Tegenlicht-documentaire van Joris Luijendijk doormaakten. Ook daar leidt elk
succes tot het aandurven van (nog) grotere risico’s. En waarschijnlijk niet
eens uit pure hebzucht of immorele statusdrift, maar eerder als uitkomst van een onontkoombaar
fysiologisch proces van verslaving.
Dat lijkt een ongepaste vergelijking. Is de intentie van de
student immers niet 180 graden anders dan die van de met andermans geld gokkende trader? Dat is
op z’n zachtst gezegd toch appels met peren vergelijken? En die
bankiers functioneerden toch juist wel in een groter collectief? De overeenkomst
voor mij is dat in beide gevallen het corrigerend vermogen van een kritische
context ontbreekt. In de banken omdat de individuele traders alle ruimte kregen
en middels torenhoge bonussen alleen maar werden aangemoedigd om door te gaan. In
het geval van de student omdat er niemand om hem heen staat die een grens trekt
en die hem behoedt voor zijn eigen blinde vlekken. Daarom: als we niet uitkijken fungeert een succesvolle
‘fundraising’, fungeren de toenemende donaties voor onze moedige student als
precies dezelfde aanjager van een ontsporend proces van onverantwoorde risico’s
nemen als de bonussen dat doen voor de bankiers….
Een goed en kritisch functionerend collectief is er om
ruimte en ondersteuning te bieden aan de individuen die er werken. Maar ook om
waar en wanneer nodig te functioneren als tegenkracht voor onstuimige
dadendrang en toenemend risicovol gedrag.
Een organisatie als Artsen zonder Grenzen stelt daarom Grenzen vast
voor haar Artsen. Letterlijk: tot Hier en niet verder. En dat is dus waarschijnlijk maar goed ook....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten