donderdag 19 april 2012

Trainings-Acteur

Dit weekend stond ik voor het eerst op de planken. Als acteur. Na lang aarzelen en na veel aandringen van vrienden en bekenden ben ik lid geworden van Intra Mintra, een toneelvereniging in Utrecht, waar een goede vriend en oud-collega al jaren speelt.
Ik viel met mijn neus in de boter, want het eerste stuk dat gepland stond zou gaan over Teambuilding. Via improvisatie-repetities wilde de regisseur komen tot een ‘montage-voorstelling’ over de wondere wereld van de ‘bedrijfstrainingen’.
Bingo, we konden dus ook nog eens input leveren voor het script. En daarmee doen wat ik het allerleukst vind: met een kritische knipoog reflecteren op ons Vak.

Het is een heerlijke voorstelling geworden, opgevoerd voor een zaal vol met vrienden, die allemaal wel eens een training hebben gevolgd en (oud-)collega’s, die allemaal wel eens een training hebben gegeven.
Beide groepen vonden de scenes heel herkenbaar. Waarbij de ‘trainers’ meestal opmerkten dat we het natuurlijk wel schromelijk overdreven hadden, terwijl de ‘deelnemers’ enthousiast uitriepen: ‘Zo gaat het Echt!’.

Natuurlijk is het vrij eenvoudig om het hele trainersvak belachelijk te maken. Beetje jargon, beetje uitvergroten: veel meer is er niet voor nodig. Dus om te voorkomen dat het een eenzijdig beeld zou oproepen, zat er als tegenwicht een mooie serieuze scene in, die rechtstreeks uit de praktijk kwam: hoe ga je als trainer om met een deelnemer die niet uit vrije wil is gekomen, maar ‘gestuurd’ is door de baas? Tot onze verbazing leverde de start van die scene ook de nodige lachsalvo’s op. Kennelijk was alleen al de context van het theater genoeg om ook een ‘normale’ trainingssituatie te transformeren tot een hilarisch tafereel. De scheidslijn tussen vakman en charlatan is waarschijnlijk dunner dan we zelf in de gaten hebben.

Als trainer ben je behoorlijk vrij in het scheppen van je eigen compacte universum. Een training is, juist vanwege de aard van het vak een ‘besloten’ aangelegenheid. Het onttrekt zich meestal aan de waarneming van buitenaf. Dan ontstaat ook het risico dat er te weinig gezonde relativering op losgelaten wordt.

‘Ik heb enorm gelachen, maar ben ook wel aan het denken gezet over mijn eigen trainers-praktijk’ zei een collega na afloop. Da’s mooi. Daar was het mij ook een beetje om te doen.
Het toneel als transparant podium voor een vak dat gebaat is bij wat  meer openbare reflectie.

‘Eigen zijn jullie een stelletje nestbevuilers’ zei een andere collega. Da’s ook waar. Maar zelfs dat beschouwde ik als een compliment. Want om je Vak op een prettige manier te kijk te zetten, moet je er wel degelijk echt van houden.

En uiteindelijk is trainen natuurlijk ook een soort acteren, alleen dan met het zaallicht aan….

maandag 9 april 2012

Filosofie van het Trainen


April: maand van de Filosofie. We kunnen er niet om heen. De kranten en bladen staan bol van de artikelen over de Ziel, de vrije wil, de relatie tussen lichaam en geest etc. Filosofie is nog nooit zo populair geweest.
Maar hoe zit dat nu precies in onze branche? Ligt er filosofisch gedachtegoed ten grondslag aan het Trainersvak? En zo ja, wat dan? Waar is al dat trainen eigenlijk precies op gericht? Wat voor mensbeeld schuilt erachter? En welke aannames over ons leer- en ontwikkelvermogen worden daarbij gedaan?
Als ik om mij heen kijk zie ik minimaal zes verschillende varianten, die kort door de bocht neerkomen op de volgende statements (met enkele instrumenten als voorbeeld):

1. Iedereen beschikt over een diepliggende Kern, een Essentie of Ziel. Een soort zuivere, onbeschadigde versie van zichzelf. Een belangrijke doelstelling van trainen is om mensen weer in verbinding te brengen met die Kern. Om vanuit die authenticiteit het werkelijk aanwezige potentieel aan te boren en te benutten.
Zelfreflectie, Persoonlijke Ont-wikkeling.

2. We zijn ons brein. Daardoor zijn we in hoge mate gedetermineerd. Trainen draait om het ‘hercoderen’ van ons gedrag en/of onze emoties via ons brein, maar stuit daarbij ook op de fysiologische beperkingen die we met ons meedragen.
RET, NLP en recenter: PMA en Brein Management

3. In de eerste levensjaren ontwikkelt elk mens zich tot een bepaald ‘type’. Vroege ervaringen (met name traumatische) zetten een zwaar stempel op ons karakter. Een geaardheid die we de rest van ons leven met ons meedragen. Trainen is erop gericht om zicht te krijgen op de kenmerken, de neigingen, de valkuilen, de  mogelijkheden en onmogelijkheden van elk type.
Karakterstructuren, MBTI, Insights.

4. Elk mens is een ‘Black Box’, gestuurd door prikkels van buiten en reacties daarop (stimulus – respons). Middels gericht trainen en door middel van slim gekozen ‘straf en beloning’ is elk gedrag bij iedereen aan te leren.
Oefenen, oefenen, oefenen

5. Elk mens is boven alles onderdeel van sociale systemen. Wij worden gevormd door de interactie met de mensen om ons heen. Een belangrijk deel van ons sociale gedrag ligt verankerd in de evolutie (primaten-gedrag). En weerstand bieden als individu aan de druk die groepsprocessen met zich meebrengen blijkt bijzonder lastig. Trainen is erop gericht om deze processen inzichtelijk te maken en waar mogelijk te beïnvloeden.
Systemisch werken, groepsdynamica, omgaan met sexe-en cultuurverschillen.

6. Het Veld van sociale interactie is zelf ‘actor’ en beïnvloedt ons gedrag. Trainen gaat over het ruimte geven aan dit zich ontvouwende of ‘wetende’ Veld, over het wegnemen van ruis en verstoringen daarin en over het ‘luisteren’ naar wat het ons te zeggen heeft.
Familie- en organisatie-opstellingen. U-theory.

Zoals gezegd: kort door de bocht. En zonder direct waarde-oordeel. Het zijn allemaal min of meer verdedigbare opties, maar het scheelt een slok op een borrel of je vanuit de ene of de andere benadering werkt als trainer.
De kenners van de Modellenbingo zien door de opsomming heen natuurlijk meteen de volgende drie Assen schemeren:
  • Individu – Collectief
  • Kern (binnen) – Omgeving (Buiten)
  • Potentieel – Beperking
Een 3-dimensionele matrix waarin de gangbare trainingsmethodieken met een beetje fantasie goed te ‘plotten’ zijn. Altijd handig. En een mooi bruggetje naar een laatste (mijn favoriete) optie.

7. Mensen (en zeker hun hersenen) zijn altijd bezig met het ordenen van ervaringen. Met het begrijpelijk houden van hun eigen handelen. Met het schrijven en herschrijven van hun eigen geschiedenis. Een proces dat vraagt om voortdurende bijstelling Wij zijn het verhaal dat we over onszelf aan onszelf vertellen.
Vertellen en Luisteren. Schrijven en Lezen. (B.v. het schitterende boek ‘Alsof het voorbij is’ van Julian Barnes).

Ons eigen menselijke verhaal een beetje overzichtelijk maken. Voor onszelf en voor anderen. En dat proces steeds kritisch herhalen. Lijkt me een mooie doelstelling voor ons Trainersvak.

Filosofie gaat in de Kern over niets anders…

zondag 1 april 2012

Markt-Politiek?


De fascinerende vierdelige documentaire ‘Century of the Self’, waar ik eerder naar verwees, eindigt waarmee ze begint: met de fundamentele omslag van Burger naar Consument en de verregaande consequenties daarvan. Uiteindelijk is de vraag waarmee onze democratie het meest gediend is:

  • Partijen die voortdurend hun oor te luister leggen bij de kiezer en hun verkiezingsprogramma volledig afstemmen op diens wensen en verlangens.
  • Partijen die een eigen samenhangend beeld van de samenleving formuleren en vanuit die visie hun kiezers proberen te overtuigen.
In de eerste variant behandelt de politiek de kiezer als Consument en levert ze ‘slechts’ waar de ‘kiezersmarkt’ om vraagt. In de tweede variant spreekt de politiek de kiezer aan als Burger, als medeverantwoordelijke voor de inrichting van onze collectieve voorzieningen.

Adam Curtis ziet de Politiek steeds verder opschuiven naar het Consumenten-perspectief en laat de cynische conclusie dan ook zijn dat in dat geval de Politiek, de inrichting van de samenleving, beter kan worden overgelaten aan het bedrijfsleven. Dat is immers van oudsher veel beter in het bedienen van klanten en het onderzoeken van hun wensen.  
Nu ligt de balans tussen het belang van de individuele klant, het belang van een bedrijf en het collectieve, maatschappelijke belang natuurlijk genuanceerder. Er zijn immers bedrijven die heel klantgericht, zeer duurzame produkten leveren. Maar aan de andere kant leert de crisis ons ook dat iets vanzelfsprekends als ‘klantbelang’ geheel uit het oog kan worden verloren. Grofweg zijn de volgende varianten denkbaar:

  • Bedrijven die precies leveren wat klanten willen hebben, zonder zich zorgen te maken over de consequenties voor de maatschappij (b.v. goedkope kleding uit kinderarbeid, brandstof slurpende SUV’s).
  • Bedrijven die slechts leveren wat goed is voor het eigen bedrijf, en dat ‘vermommen’ als iets dat ze (tegen hun belang in) aan klanten kunnen verkopen (b.v. woekerpolissen, bewust ondoorzichtige telecom-abonnementen)
  • Bedrijven die leveren wat klanten willen hebben én wat duurzaam goed is voor de maatschappij als geheel (b.v. zonnepanelen, eerlijke chocola).

Bij die laatste variant lijkt iedereen winnaar en die ‘markt’ zou daarom met wat stimulerende maatregelen zo groot mogelijk gemaakt kunnen worden. Een markt waaraan je vervolgens de inrichting van onze samenleving gerust kunt overlaten. Ze is immers goed voor klanten, bedrijven en maatschappij. Of niet?

Waar het om draait is de situatie waarin er een ‘onschuldige’ vraag is van klanten, maar waarin het voldoen aan die vraag op termijn slecht is voor het collectief. Bijvoorbeeld het verstrekken van aflossingsvrije hypotheken, waarbij de individuele klant maximaal profiteert van belastingvoordeel, maar waarbij collectief een enorme schuld wordt opgebouwd. De situatie waarin je dus eigenlijk ‘nee’ zou moeten verkopen vanuit het argument dat als iedereen zou krijgen wat jij als klant vraagt, we uiteindelijk met z’n allen slechter af zijn.

Dat betekent dus niet leveren wat wel gevraagd wordt. Of vrijwillig afzien van een behoefte die je hebt als klant. Dat kun je van een bedrijf niet verwachten. En van een klant die zich altijd koning waant ook niet. Daar is wat anders voor nodig. Iets dat tegen de haren van de markt in durft te gaan en impopulaire maatregelen voor bedrijven en hun klanten probeert te voorzien van een collectief draagvlak. Dat vraagt om echte politiek, voor echte Burgers.

Echte politiek. Echte visie. Echte keuzes. Wie levert dat nog tegenwoordig? Misschien lukt het als we er wat vaker om gaan vragen…

zondag 25 maart 2012

Mesa Verde Certificering


Diederik Samsom gebruikt het. Claudia de Breij baseert haar laatste programma erop. En zelfs Hero Brinkman probeerde er punten mee te scoren.
Alledrie nemen ze het perspectief van hun (klein-)kinderen om er de keuzes van vandaag mee te onderbouwen. ‘Pap, jullie wisten in 2012 toch dat het zo niet door kon gaan met het milieu enzo? Wat heb jij toen gedaan?’ (zoon Samsom). ‘Oma, zat jij ook in het verzet tijdens de Hete Vrede?’(kleinkind de Breij). ‘Zeg, je had toch kunnen regelen dat ik ook nog PVV had kunnen stemmen?’ (kind Brinkman)

Los van de vraag waarvoor je het gebruikt en of het inzetten ervan altijd getuigt van goede smaak, is het een vaak gehanteerd perspectief. En terecht. Ook als je geen kinderen hebt? Zeker. Voor iedereen die een iets ruimere opvatting heeft over ethiek dan ‘na mij de zondvloed’ is het een relevante vraag of je de wereld beter of slechter achterlaat dan je hem aantrof. De virtuele ‘gewetensvragen’ die je eigen of andermans (klein-)kinderen je vanuit de toekomst kunnen stellen vormen een prima criterium voor de afwegingen van vandaag.

Op een vakantie in de VS werden we in Mesa Verde rondgeleid door een afstammeling van de oude lokale indianenbevolking. Deze gids vertelde een verhaal over de tradities, de gebruiken, de leefwereld van de voormalige bewoners van deze ‘klifdorpen’.
“Stel je een meisje voor dat opgroeit onder de vleugels van haar moeder: haar rolmodel en voorbeeld. Een meisje dat ook, in de tradities van de gemeenschap,  het nodige leert van haar grootmoeder (ambachten, tijdloze levenswijsheden etc), die dat op haar beurt weer van de generatie(s) voor haar heeft meegekregen.
Symbolisch staat ze zo als jonge vrouw in verbinding met de drie generaties boven haar, die ze met zich meedraagt aan haar linkerkant: Overgrootmoeder linkerhand, grootmoeder elleboog en moeder linkerschouder. De beslissingen die ze neemt, neemt ze met  respect naar de drie generaties voor haar. Maar dat niet alleen. Ze neemt ze ook met in achtneming van de drie generaties na haar. Zodat ze later haar (achter)kleinkinderen nog recht in de ogen kan kijken. Naarmate ze ouder wordt krijgt ze aan haar rechterkant haar kind, kleinkind en achterkleinkind in diezelfde verbinding erbij. Schouder, elleboog, hand. Het leven voltrekt zich door haar heen van links naar rechts.
De cirkel sluit zich omdat met haar ouder worden ook haar afhankelijkheid van de nieuwe generatie toeneemt. Waar zij zorgde voor haar kinderen, zorgen haar (achter)kleinkinderen weer voor haar.”

Een uitbreiding van hetzelfde principe. In dit verhaal krijgt verantwoordelijkheid een spanningsboog van zeven generaties. Zo zijn beslissingen geworteld in het verleden en in verbinding met de toekomst.
Natuurlijk: het is ook een mierzoete, Amerikaans aangezette beeldspraak. En natuurlijk zijn er gezinnen, families en gemeenschappen die bekrompen, beknellend en destructief zijn. Maar dwars door de sentimentele trekjes raakte het verhaal me toch.

En als het verder kijken dan je eigen generatie voor Diederik, Claudia en zelfs voor Hero een relevant perspectief is, dan zou het toch ook moeten kunnen gelden voor directies, raden van bestuur en commissarissen? Vergeet code Tabaksblat. Vergeet Basel 3 en andere uitbreidingen van de bevoegdheden van Toezichthouders. Vergeet aangescherpte wetgeving over bonusregelingen.
De introductie van de Mesa Verde certificering volstaat. Belangrijkste bijbehorende audit-instrument: een brief, geschreven aan zowel je (klein-)kinderen als je (over-)grootouders. Liefst handgeschreven….


zondag 18 maart 2012

Stupids en Muppets


Onlangs kreeg ik van een collega de tip om de documentaire ‘Centuryof the Self’ van Adam Curtis te bekijken. Een vierluik, waarvan het eerste deel me direct licht van slag bracht. Op intrigerende wijze wordt in beeld gebracht hoe Edward Bernays (Wie? Inderdaad: ik had er ook nog nooit van gehoord) in de jaren ’20 en ’30 in de VS de (op dat moment) kersverse inzichten van zijn oom Sigmund Freud inzet om een fundamentele omwenteling teweeg te brengen onder de bevolking. Grote woorden, maar het gaat dan ook om een geregisseerde omslag van Burger naar Consument. Gesteund door de regering werd een campagne ontwikkeld om de Amerikaanse bevolking aan te zetten tot een nieuw soort koopgedrag. Voorkomen moest worden dat de massaproductie, die met hulp van nieuwe technologie net goed op gang kwam wegens ‘verzadiging’ stil zou vallen. ‘Ze moeten niet langer kopen wat ze nodig hebben, maar we moeten ze juist verleiden om dingen te kopen die ze niet nodig hebben’. Kopen wat je niet echt nodig hebt, maar waarvan je slechts denkt dat het bezitten ervan je gelukkiger maakt, houdt immers het verlangen naar meer in leven. Sterker nog: het creëert een verslaving die tot in het oneindige de motor zou kunnen blijven van de productie-economie.
Een opmerkelijke passage is die waarin de dochter van Bernays aangeeft dat haar vader altijd sprak over de massa, het volk, als ‘Stupids’. Waarmee benadrukt werd dat niet het belang van de burger centraal stond, maar slechts de belangen van hen die van profiteerden van hun nieuwe rol als ‘domme’ consument.

Een paar dagen later kreeg ik van een andere collega een link naar de ingezonden brief die de Greg Smith schreef aan de NY Times over zijn vertrek bij Goldman Sachs. Het geeft een helder inzicht in de door-en-door rotte bedrijfscultuur, die daar op dit moment heerst. In de brief een passage over de manier waarop er in de top van GS over klanten wordt gesproken, in het bijzijn van jonge analisten:
‘You don’t have to be a rocket scientist to figure out that the junior analyst sitting quietly in the corner of the room hearing about “muppets,” “ripping eyeballs out” and “getting paid” doesn’t exactly turn into a model citizen.

Burgers als Stupids en klanten als Muppets. Maar goed, we hebben het natuurlijk over de VS….  
Veel banken in ons land zijn onder invloed van de crisis in de branche (en al dan niet onder druk van de toezichthouder) interne projecten gestart om de Klant weer centraal te stellen. De bedrijfscultuur is er ongetwijfeld minder rot dan in de top van GS (toch?), maar het is met terugwerkende kracht een bewijs van het feit dat ook bij ons dat pure klantbelang volledig uit het oog was verloren. Alles moet daarom nu in het werk gesteld worden om het consumentenvertrouwen terug te winnen.  

Na het bekijken van Century of the Self vraag ik me af of dat wel voldoende is. De consument is één, maar de burger is dus nog wat anders. Als de financiële sector de maatschappelijke functie weer serieus neemt die ze ooit had (en o.a. het Sustainable Finance Lab pleit daar vurig voor), gaat het er juist om verder te kijken dan het individuele klantbelang en is het haar taak om een duurzame bijdrage te leveren aan de samenleving als geheel.

De weg van Burger naar Consument, die gepaard ging met het ontspoorde oordeel over hen als Stupids en Muppets loopt dood in de huidige crisis. De vraag is of we hem ooit weer de andere kant op kunnen bewandelen….

donderdag 8 maart 2012

‘Authenticiteit is nep’


Dat was de titel van een interview met filosoof Maarten Doorman in de Volkskrant. Hij schreef een mooi compact boekje over de invloed van Rousseau (1712-1778) op onze hang naar Echtheid, Puurheid en Oorspronkelijkheid. Een boodschap van eeuwen geleden die meer dan ooit tevoren nagalmt in onze huidige tijd.
Vooral in het bekende ‘Emile ou de l’éducation’, beschrijft Rousseau de ideale opvoeding waarin het authentieke kind zolang mogelijk wordt beschermd tegen de kwalijke invloed van de maatschappij en zoveel mogelijk zelfstandig de wereld ontdekt. Daarbij zichzelf op een natuurlijke manier ontwikkelend.

Dat idee van een te koesteren oorspronkelijkheid en van zelfontdekkend leren is 1 op 1 terug te vinden in veel moderne onderwijsvarianten, maar zeker ook in ons vak. Met als trefwoord ‘Authentiek Leiderschap’ google je moeiteloos een flinke boekenplank managementliteratuur bij elkaar. Als het gaat om leiderschap hechten we, meer dan aan inhoud, aan de geloofwaardigheid van de boodschap. Charisma, natuurlijke overtuigingskracht: mensen die Echt zijn (of ‘Echt-Echt’ zou Paulien Cornelisse zeggen) hebben meer impact.
Doorman betoogt dat die nadruk op authenticiteit slechts het tegendeel in de hand werkt. De norm ‘Wees Authentiek’ is in zichzelf immers paradoxaal. De opdracht vervullen is hem tevens ontkennen. Wat overblijft is een voortschrijdende trend om authentiek over te komen, om oorspronkelijkheid uit te stralen, om uniciteit te spelen. Een medium als Facebook versterkt die behoefte om jezelf te uiten als unieke persoonlijkheid. ‘En het is hard werken, want wat lijken al die unieke uitingen van bijzondere ikken op elkaar’. Ook in de politiek wordt achter de schermen door mediatrainers en spindoctors keihard gewerkt aan politici die ‘naturel en authentiek overkomen’. Doorman: ‘de mateloze behoefte aan authenticiteit produceert een wereld van kunstmatigheid, vol berekenend vertoon van eerlijkheid, spontaniteit en natuurlijk gedrag dat het vertrouwen in de politiek alleen maar verder ondergraaft’.

Geen vrolijke boodschap. Stoppen dus maar met alle leiderschapstrainingen op dat gebied? We willen toch niet op ons geweten hebben dat we het tegendeel veroorzaken van waar we naar op zoek waren?
Maar de conclusie van Doorman is uiteindelijk hoopvol. In plaats van het enkel cynisch afserveren van authenticiteit als onmogelijkheid, zoekt hij naar een alternatief voor de Rousseau-variant ervan. Hij komt uit bij Charles Taylor, die in plaats van het individu juist de verbinding met anderen centraal stelt.
‘Je leeft niet authentiek door alleen op iets diep in jezelf terug te vallen, maar juist door je te verhouden tot anderen en de tradities waaruit je voortkomt. Die maken het mogelijk dat je de beperking van het ik overstijgt en authentiek kunt leven’. Doorman voegt daar nog een pleidooi voor het streven naar ‘kwaliteit’ in brede zin aan toe.

Dat lijkt me mutatis mutandis een mooie opdracht voor de moderne leider. Gedragen door de wordingsgeschiedenis van de organisatie en in verbinding met alle betrokkenen boven je eigen ego uitstijgen, ten dienste van een hogere kwaliteit van het geheel.
Lijkt me ook geen slecht advies aan de gemiddelde trainer trouwens. Komt het misschien toch nog goed met onze branche…

dinsdag 6 maart 2012

WC eend

In de categorie: 'Wij van WC Eend adviseren WC Eend' deze keer een link naar een gesprek dat ik over mijn Blogs had met collega Martijn Cremers. Hij heeft het interview bewerkt tot een aantal korte filmpjes waarin we onderzoeken wat de achtergrond is van waaruit ik schrijf en van waaruit ik naar ons vak kijk.

Volgende keer weer een 'gewone' Blog!